In 1987 deed Margeret Thatcher de uitspraak ‘There is no such thing as society’.
We’ve been through a period where too many people have been given to understand that if they have a problem, ít’s the governments job to cope with it. (..) And you know, there is no such thing as society. There is only individual man and women, there are families. And no government can do anything except through people, and people must look after themselves first. It’s our duty to look after ourselves and then, also, to look after our neighbours.
Lees je de volle uitspraak en de uitspraken erna, dan kan je het er eigenlijk niet zo mee oneens zijn. Anno nu heeft het zelfs een hoog open deur gehalte. Maar toen werd het beeld scherp gezet: een ongevoelige premier die een mensbeeld neerzette waarin alles draaide om de individuele inzet: ieder voor zich en God voor ons allen.
Het harde beeld bleef. Logisch, want het paste bij wat haar persoonlijkheid uitstraalde.
Enige tijd na haar vertrek begon haar eigen partij dat beeld ernstig te betreuren. Het harde imago keerde zich tegen de Conservatives. Na meerdere verkiezingsnederlagen, en een Tony Blair die namens New Labour in feite een thatcheriaans beleid voerde zonder de verbale hardheid, begon het een aantal sleutelfiguren in de partij te dagen: Iain Duncan Smith, Oliver Letwin en een jonge beleidsdirecteur op het partijbureau, David Cameron. Ze wilde af van dit imago van de 'uncaring Tories'. En, heel opmerkelijk, ze publiceerden in 2002 een boek onder de titel: ‘There is such a thing as society.’ Probeer je dat eens voor te stellen in de Nederlandse verhoudingen: een partij die haar grootste naoorlogse voorganger zo te kijk zet. Maar het was gemeend. Dit boek is historisch gesproken de opmaat geworden voor de gedachte van de Big Society, wat aan de basis staat van het gedachtengoed van David Cameron en waar hij meer aan vasthoudt dan meestal wordt aangenomen.
Er valt meer over te zeggen – en dat doe ik ook, samen met Peter Franklin in een artikel dat ik voor een themanummer van Bestuurskunde (maart 2013) heb geschreven. Maar in deze week van het overlijden van Thatcher was er ook de geboorte van een nieuw sociaal akkoord. Ik kon het niet helpen beide gebeurtenissen met elkaar te verbinden – en om even een kabinetsterm te lenen: mijn brug is de samenwerking tussen de sociale partners. Wat wij ‘de polder’ noemen. Bestaat die weer? Is die weer terug van weggeweest?
Ja, dat kan je wel zeggen. En het beste bewijs daarvoor is niet te vinden in allerlei uitstel- en compromismaatregelen rond WW en ontslag, maar in een soort heruitvinding van de regiefunctie van de sociale partners, met name die rondom de WW. Vakbonden gaan een uitvoerende rol spelen in de arbeidsmarkt. Mijn beeld is dat deze maatregel voortkomt uit een brainstorm over de vraag hoe je in hemelsnaam nog een zinvolle rol houdt voor bonden die zich richting het verdwijnpunt begeven, maar het doet er in deze fase niet zo heel veel toe waar het idee vandaan komt. Er is onmiskenbaar sprake van een trendbreuk. Niet de overheid krijgt de taak, zelfs niet de decentrale overheid, maar een van de sociale partners. Een witte raaf stijgt op. Na jaren waarin de polder feitelijk werd uitgekleed, komt er nu een ander signaal. There is such a thing as the polder.
En ja, er is reden voor scepsis. Zelf mocht ik in de jaren negentig namens de Baak, het opleidingsinstituut van (toen nog alleen) VNO nogal wat trainingen doen voor de werkgeversgeleding van de arbeidsvoorziening. Dat functioneerde op zich goed. Het overleg had meerwaarde, al waren de kosten ervan wel hoog. Waar het echter misging was bij de gedachte dat de ondernemers en vakbonden zelf daadwerkelijk gingen helpen om de arbeidsmarkt beter te laten fungeren. Ze gingen bestuurdertje spelen, en dat was het. Terecht dat het werd opgedoekt. In mijn optiek kan de nieuwe constructie alleen werken als er ook echt gewerkt gaat worden aan die arbeidsmarkt. Als de vakbondshuizen nieuwe vormen van institutionalisering worden, een bron van baantjes, maar dan voor bondsleden, dan wordt het de dood in de pot.
Maar stel nu eens dat er van het verleden geleerd gaat worden. Stel nu eens dat er naast de overheid als uitvoerder, ook ruimte is voor maatschappelijke partijen als uitvoerder, is dat dan niet een hele mooie kans om echt aan een alternatief te werken voor overheidsingrijpen? In mijn blog van vorige week ben ik tekeer gegaan tegen de neiging om van zelfregulering een soort verlengde arm van de overheid te maken, met de overheid permanent op de achtergrond en klaar om in te grijpen als het toch serieus mocht worden. Zo gaat het dus niet werken. Dan geef ik dus het krediet aan de sociale partners, in het bijzonder aan die verdomde vakbonsbobo’s, dat ze in ieder geval met iets creatiefs zijn gekomen dat de samenleving wil versterken in plaats van deze in een aan de overheid ondergeschikte rol te brengen. En wat hebben we behoefte aan die creativiteit.
Peter Noordhoek