Ironie. Gruwelijke, bizarre ironie. Wie op de hoek staat bij de plaats waar Graaf Ferdinant door Gavrilo Princip werd neergeschoten bevindt zich op de grens van een kapot geschoten binnenstad. De aanslag zelf is een verhaal vol ironie, maar niet meer dan de punt op de i van de ironie zoals die past bij deze binnenstad. Een les in historische ironie die iedereen zou moeten leren, maar te weinig doen. Dit is mijn verhaal over de dag dat ik die les leerde.
Het was mijn eerste bezoek aan de Bosnië-Herzegovina. In 2008 was de burgeroorlog al weer even geleden, maar in het half uurtje dat ik per taxi van het vliegveld naar het hotel werd gebracht zag ik voldoende ‘Servische rozen’, kogelgaten, om mij er aan te herinneren. In het hotel aangekomen moest ik meteen door naar de zaal waar de bijeenkomst werd gehouden. Tijd om te wennen was er niet. Ik was gevraagd om een dag lang een bijeenkomst te leiden met een 40-tal vertegenwoordigers van vier politieke partijen: één Moslim, één Kroatische en twee met een Servische achtergrond. Vanuit de partijen was geklaagd dat de module ervoor teveel geluisterd moest worden en nu wilden ze zelf meer zeggen. Dat gebeurde op een aparte manier. Ik werd heel kort geïntroduceerd en daarna voor de groep gezet. Vanuit elke partij nam een vertegenwoordiger het woord. Elke partij vertelde zo'n 10 minuten over haar belangen en het leed dat hen was aangedaan. Ze keken naar mij, niet naar elkaar. Aan het einde van het laatste verhaal richtte de vertegenwoordiger van die partij zich direct tot mij: “Now, Mr. Noordhoek, what should we do about it?”
Na afloop van de bijeenkomst liep ik in mijn eentje richting de stad. Op de grens van de binnenstad liep ik tegen de geblakerde hulk van een uitgebrande bibliotheek aan. Ik bleef er tijdje naar kijken in een poging het te begrijpen. Toen wilde ik een naastgelegen straat in lopen. In een poging mij te oriënteren keek ik naar straatnaambordjes en zag een plakkaat op de muur. Dit was de plek waar Graaf Ferdinant en zijn vrouw werden neergeschoten. Het door de wereld gehoorde schot. De start van de Eerste Wereldoorlog. En wat een verhaal is wat niet genoeg kan worden verteld vanwege de ironie ervan. De dader, Gavrilo Princip, had met enkele collega’s vlak daarvoor al een poging gedaan om de aanslag te plaatsen, maar deze was mislukt. Hij sloop weg van de plek van de eerste aanslag en ging wat later een broodwinkel binnen. Toen hij de winkel uitliep stond daar de auto van de graaf voor zijn neus. Deze auto (met nummerbord A111118, in cijfers de datum van wat later de wapenstilstand zou worden) probeerde aan de aanslag te ontkomen en slaagde er in om zo de dader te vinden. De rest is geschiedenis.
Een deel van de geschiedenis. Alleen het deel ’14-’18. De verleiding is groot om op dit punt vooruit te spoelen naar de gruwelen van de tweede wereldoorlog en vooral: naar de strijd in de jaren negentig. Ik kijk de straat weer uit naar de omringende bergen en bedenk hoe van daaruit dood en verderf is gestort op de stad Sarajevo. Maar om de echte ironie te proeven is het zaak juist naar het verleden te gaan, de binnenstad in. En dan loop je al snel een ver, Middeleeuws verleden in. Dwalend van straat naar straatje verbaas je je al snel over het feit hoe alles door elkaar heen en tegelijk dicht op elkaar staat. Markt, moskee, kerk, synagoge, alles door elkaar. Maar niet of nauwelijks huizen. Ik begreep het niet, maar vond het wonderlijk mooi.
Later die dag kreeg ik uitleg. Ooit was het zo dat alle publieke gebouwen en terreinen, dus inclusief de markt, zich in de oude stad bevonden, omring door een muur. Mensen woonden daar niet. Sterker nog: na het vallen van de avond mocht niemand er meer zijn. De mensen woonden dus allemaal buiten de stad, in hun groepen. Elke ochtend opende de stad haar poorten en was iedereen weer welkom. Zolang je je niet misdroeg. Er was sprake van echte tolerantie. Alles kon naast elkaar bestaan. Wat de Engelsen ‘sanctuary’ noemen; een veilige plaats. Daarom bouwden alle religies er hun godshuizen en waren alle waren van alle handelaren welkom. Tot de avond, als de poorten zich weer sloten.
Anno 2014 staat de naam van Sarajevo voor geweld en oorlog, voor terrorisme en intolerantie. Tegelijk staat het historische Sarajevo wat mij betreft ook model voor het meest vredelievende model van een stadsstaat dat zich maar laat bedenken. Wat zou ik graag willen dat we zo meer steden zouden hebben gehad. Ironie, oh ironie. Wat een bittere ironie.
Toen ik die “Now Mr. Noordhoek, what should we do about it?” - vraag zo in mijn schoot geworden kreeg, was ik wel even stil. Ik zag 40 wachtende gezichten voor me en dacht: hier kom ik niet zomaar weg. Ik heb het enige gezegd dat ik denk ik kon zeggen: ik weet het niet. Ik zei erbij dat ik uit Nederland kwam en dat ik mij vanuit mijn eigen ervaring niets kon voorstellen bij wat er in Bosnië-Herzegovina allemaal is gebeurd en als ze meer houvast mij verwachten dat ik ze dan moest teleurstellen. Ik zei tot slot dat ik wel iets afwist van manieren om manieren om mensen met elkaar in gesprek te brengen en dat ik hoopte dat ze met me mee wilden doen. Gelukkig deden ze dat en het is een sessie geworden waarvan ik denk dat de meesten er met genoegen op terug denken, ik in ieder geval ook. Maar ik zal niet ontkennen dat ik even peentjes heb gezweet. En dan loop je dus na afloop van zo’n bijeenkomst in de ironie van de geschiedenis rond en zou je iedereen in dat land en er buiten wel wil smeken om naar het andere Sarajevo te kijken, want dat is het betere verhaal, het oudere verhaal, ouder ook dan 28 juni 1914.
Peter Noordhoek