Eenzame uitvaart, Gouda
Tot gisteren wist ik niet dat je bestond
Tot voor altijd weet jij niet dat ik bestond
Terwijl we toch door dezelfde straten liepen
Jij met je Labrador, ik met mijn gehaaste stappen
en we allebei iets te bieden hadden
- jij je praatje, ik mijn gedichtje –
iets dat we beiden wellicht
gewaardeerd hadden in elkaar.
Ik gok er maar op dat we elkaar gevonden hadden
in onze liefde voor de stad:
van Markt tot Westerkade
van Kleiweg tot IJsselkade
van Korte Akkeren tot lange Lage Gouwe
Ik gok er maar op dat we beiden gewaardeerd hadden
hoeveel je broer om jou gaf
Kinderen uit een gezin van negen
Soms elkaar tot last, uiteindelijk tot zegen
Want de herinnering aan wat ooit een familie was, overwint wat welke ziekte ook probeert te breken
En wat blijft, zijn de herinnering aan een fijne man
Met wie je altijd een praatje maken kan
En op wie je eigenlijk niet boos kon worden
Of bezorgd over worden
Die zijn eigen leven leefde
Met zijn camper naar Scheveningen sjeesde
En misschien wel soms een liefje had
En als het dan toch misging, zei hij: ‘Ik doe het zelf’
en hield zo elk verwijt dicht bij zichzelf
Dat is geen man om kwaad op te worden
Misschien zelfs iemand om jaloers op te zijn
Want wat we zo vaak zoeken bij de ander
vinden we uiteindelijk bij onszelf
We nemen allemaal onze schulden mee
Maar was hij daarmee anderen tot last?
Ik zou het niet weten, maar vermoed van niet
Dit mag in ieder geval een moment zijn
voor een groet, een glimlach of verdriet
Peter Noordhoek, dichter van dienst, 9 oktober 2019