De foto van de rijzige man is van burgemeester van Heesen uit ’s-Gravendeel. Hij kijkt uit over zijn verdronken dorp. De foto is genomen op het balkon van het doktershuis op De Kaai. Omdat ook het gemeentehuis onder water staat, is het doktershuis op dat moment het crisiscentrum. Alles wat hij ziet en verantwoordelijk voor is, staat onder water. Het moet zijn zwartste moment zijn: door de vele doden is de rouw tastbaar in het dorp. Het zal in zekere zin ook zijn mooiste moment zijn. Omdat ’s-Gravendeel van alle rampplaatsen het dichtste bij de randstad ligt, zal er al vanaf de tweede dag Koninklijk bezoek zijn en is een niet aflatende stoet van militairen, bestuurders, journalisten en andere belangrijke personen die willen zien wat er is gebeurd, om vast gast Koningin Juliana maar niet te vergeten. Samen met de dokter is hij het gezicht van het dorp.
Toen ik opgroeide in hetzelfde witte huis waar hij toen stond, heb ik de foto's wel bekeken (mijn vader werd in ‘59 de opvolger van Dr. Van der Bijl). Er is vast een moment geweest dat ik precies op dezelfde plek op ons balkon ben gaan staan, nadenkend over de vraag wat ik zou hebben gevoeld als ik daar had gestaan. Ik stelde mij voor hoe, in wat toen onze huiskamer was, het crisisberaad zou hebben plaatsgevonden, vol met moeilijke beslissingen en hoe dan de koningin opeens binnen stond om met iedereen te spreken, inclusief de oudste zoon van de dokter. Wat moet dat spannend zijn geweest.
Het is nu januari 2018. We hebben twee grote winterstormen gehad waarvan vooral de storm van 18 januari windsnelheden liet zien die met 1953 vergelijkbaar waren. Alle stormvloedkeringen zijn voor het eerst allemaal tegelijk in werking getreden. Best bijzonder. De video’s over weggewaaide mensen en opwippende daken zijn vast vaker bekeken dan die van de gesloten sluizen. Begrijpelijk. En waar we het echt over hadden, zijn de 66 vrachtwagencombinaties die van de dijk zijn gewaaid. Ondanks code rood! Hoe kan zoiets gebeuren. Schande. Wie is verantwoordelijk? Binnen 48 uur weten we tot op de euro nauwkeurig wat de stormschade is en wat daarvan door die vrachtwagens is veroorzaakt. Die krijgen toch zeker wel een stevige boete?! Een zaak voor een burgemeester lijkt dit niet. Er heeft er in ieder geen enkele het nieuws gehaald en dat moet dan toch de maatstaf zijn.
Nadenkend over overeenkomst en verschil tussen ’53 en ’18 kom ik niet alleen uit op het grote verschil in veiligheid, ook al vind ik dat we daar wel eens wat meer stil bij zouden mogen staan in dankbaarheid (hebben ze toch maar mooi aan al die plucheplakkers te danken). Ons korte termijngeheugen blijft allesbepalend. Het grootste verschil zit voor mij in hoe we over verantwoordelijkheid, schuld en boete denken.
Wie zich in de ramp van ’53 verdiept, valt met de ogen van nu (!) op dat niemand verantwoordelijk wordt gesteld voor de ramp die zich toen heeft voltrokken. De Hoeksche Waard en de burgemeesters daar, inclusief Van Heesen, lijken positieve uitzonderingen in het grootste bestuurlijk falen van na de Tweede Wereldoorlog, zowel voor als na de ramp. Voor de ramp: bestuurders, dijkgraven, Haagse en provinciale bestuurders allemaal hoe slecht de dijken er voor stonden of hadden dat kunnen weten. Zeker ook de burgemeesters. Je kan de oorlog de schuld geven, het gebrek aan geld, maar pure onwil en bestuurlijke kinnesinne hebben er ook toe geleid dat de situatie in stand bleef. In 1906 was er een stevige watersnood geweest, in de oorlog was Walcheren wel drie keer geïnundeerd, maar lessen over de kwaliteit van de dijken waren niet geleerd. Men had het kunnen weten, men wist het, maar tot de nacht gebeurt er niets. Soms hadden meerdere kernen maar één burgemeester en dan zou je het de burgemeester nog kunnen vergeten dat hij niet overal alarm liet slaan, maar teveel burgemeesters weigerden eenvoudig om hun bed uit te komen, of om anderen dan alarm te laten slaan.
Eén van de weinige instanties die de nacht zelf deed wat het moest doen was de KNMI. Zij zagen de storm aankomen en deden hun best de waarschuwing zo ernstig mogelijk te doen klinken: er komt ‘gevaarlijk hoog water’. Ze snapten ook dat die aanduiding niet concreet genoeg was. Helaas mochten ze geen andere aanduiding hanteren dan deze, gingen de zenders onherroepelijk op slot gedurende de nacht. Er waren slechts dertig instanties in het Noordzeegebied geïnteresseerd in de stormwaarschuwingen van het KNMI en daarvan zouden er uiteindelijk slechts een drietal voldoende geïnteresseerd blijken in de inhoud van het bericht om er actie op te nemen. Daaronder was gelukkig ook de dijkgraaf van de Hoeksche waard. Mede door die alarmering behoorde Van Heesen tot de kleine minderheid van burgemeesters die al voordat het water om halfdrie ’s nachts haar hoogste punt bereikte maatregelen aan het treffen was, zoals het afsluiten van de havenmuur van De Kaai voor het doktershuis met vloedplanken, maar ook: een wijk die tegen de hoge rivierdijk aanlag, de Nest, te gaan ontruimen. Dat pakt deels dramatisch uit: een deel van de wijk stroomt uit richting het doktershuis en daarvan weer een deeltje richting de Molendijk. En juist de Molendijk, een binnendijk, zou later die nacht het zwaarst getroffen worden. Die nacht vielen er 39 doden in het dorp, waaronder alleen al 20 uit één huis aan de Molendijk. Ook vooruitzien beschermt niet altijd tegen falen. In 2018 zouden we treuren om een vrachtwagenchauffeur die om het leven kwam omdat hij zijn truck uit was gestapt om een tak te verwijderen en daarbij een andere tak op het hoofd kreeg. Triest, maar wel van een totaal andere orde dan bijvoorbeeld zo in 's-Gravendeel gebeurde.
Maar in ’s-Gravendeel was men in ieder geval wakker toen de ramp uitbrak en dat was meer dan je op de meeste plekken kon zeggen. Het verhaal van de ramp zoals Slager dat in 1998 heeft opgeschreven ook een verhaal van bureaucratisch falen waar je bloed van gaat koken als je het leest. Positieve verhalen als die bijvoorbeeld over de Hoeksche Waard lijken vooral bedoeld om te laten zien hoeveel burgemeesters besluiteloos bleven, hoeveel wethouders liever vluchtten dan hun handen uit de mouwen te steken, hoeveel militairen zich verscholen achter de commandoketen en arbeiders zich achter hun cao. Je kan er een lijst van eindeloos falen van maken. Dat kan.
En dan het opmerkelijke: niemand wil over falen weten. Niet over vooraf, niet over tijdens. Toen niet en later niet. Dat wordt heel breed gedragen en niet alleen door de betrokken bestuurders. De schuldvraag wordt hoogstens gefluisterd. Iemand stelt in de Tweede Kamer de vraag of er niet een parlementaire enquête moet komen, maar die persoon wordt weggehoond. Kranten staan ook niet open voor kritische vragen van hun eigen journalisten. Burgers lijken ook geen lastige vragen te willen stellen. Publicaties van de ramp gaan uitsluitend over hoe erg het was, hoe we er weer boven uitkomen, wie de helden zijn (primair de Koningin; in die dagen volstrekt terecht). Niet: hoe heeft dit kunnen gebeuren, hoe had dit kunnen worden voorkomen, wie draagt hier de verantwoordelijkheid? Als in 1978 (ex)minister Jan Terlouw een boek schrijft over de Oosterschelde, dan bestaat de basis voor zijn beschrijving van de ramp nog uitsluitend uit onkritische overzichtsboeken. Nog meer dan in de geschiedschrijving over de oorlog, zou in verhalen over de watersnoodramp het eigen ‘foute’ of zelfs maar 'grijze' element ontbreken. Alles was de straf van God of onze eigen verdienste om er weer bovenop te komen. We gingen de Deltawerken doen, we gingen vechten over open of gesloten caisons, en dat was het. De boeken bleven dicht, tot Slager kwam, vijf-en-veertig jaar later.
Ook in mijn oude dorp zijn dingen gebeurd die niet konden. Mij staat nog het meeste bij, dat een deel van de zwaar gereformeerde gemeente in ons dorp weigerde om lichamen te helpen bergen. Het was immers zondag. Dat verhaal was een vroege test voor mijn geloof. Maar er was nog meer waar ik de vinger niet achter kreeg toen ik in de jaren negentig onderzoek deed voor een boek over de ramp. Er had wel wat meer verantwoording mogen zijn. Je weet niet wat mensen naar elkaar toe hebben uitgesproken, maar zeker op schrift ontbraken de lessen en is toch vooral alles zo opgeschreven 'dat niemand beschadigd raakte’. Dat kwam er op neer dat het stil bleef. Daar ben ik, zo realiseer ik mij nu, in mee gegaan, ook door ervoor te kiezen om de romanvorm te gaan hanteren.
En dat brengt mij bij het Dilemma van de Dag. Ik ben genoeg kind van mijn tijd om grote moeite te hebben met het gebrek aan verantwoordelijkheid nemen voor wat er mis is gegaan. Je kan alles op God of de natuur gooien, maar in feite was veel van de ramp vermijdbaar. En door zo totaal om de donkere kant van je verleden heen te lopen, doe je uiteindelijk ook degenen die het wel goed hebben gedaan tekort. Het kan niet anders of juist de burgemeesters uit die tijd hebben hard hun best gedaan 'het dicht te houden'. Tegelijk ben ik er ook van overtuigd dat onze huidige verantwoordingscultuur niet zaligmakend is. De verbetenheid waarmee alles aan een onderzoek onderworpen wordt, het direct stellen van schuldvragen, de routine waarmee het touw wordt getest waaraan Barbertje kan gaan hangen; het is van een zuiverheid die een zeer onzuivere nasmaak achterlaat.
Daarom kan ik een eind meegaan met de mensen die zeggen dat je niet alles hoeft te weten en dat wonderen beter genezen als je ze niet voortdurend gaat openkrabben. Zolang je maar wel blijft nadenken bij de volgende crisissituatie. Ik kijk nu bijvoorbeeld met bewondering naar de burgemeesters in het zuiden van land die de criminaliteit daar durven te benoemen, tot en met de integriteitsschendingen in de gemeenteraad. Het is bijna grappig. De meest alerte en dapperste burgemeesters in ’53, hadden bijna allemaal een achtergrond in het verzet: die wachtten niet totdat ze van anderen het alarm kregen. Mijn beeld van de burgemeesters in het zuiden is dat zij nu de verzetsleiders zijn tegen de criminaliteitsgolf daar. Steun ze!
Wat blijft is mijn verwondering over hoe groot en totaal de ommekeer in openheid en verantwoording is en waar deze toch vandaan komt. Soms denk ik dat het te maken heeft met de Deltawerken en het vertrek van eb en vloed uit de dorpen aan de kust. Tot mijn 10e wist ik altijd of het op- of afgaand tij was en dat deed wat met mijn kijk op de dingen. Wie weet hoe zoiets doorwerkt op je besef van veiligheid achter de dijken. Het andere aspect, minstens zo belangrijk, is het Vertrek van het Gezag uit Holland. Burgemeesters, dorpsartsen; ze waren iemand. Die faalden niet en als ze toch faalden, dan faalden ze niet.
kijk naar onderstaande foto, genomen vanuit de eerste verdieping van het doktershuis door mijn eigen vader in de vroege jaren zestig. Je ziet vanaf rechts een deel van de muur lopen die bij hoogwater het dorp afschermde van het hoge water. In de inkepingen op de kop van de muur werden de vloedplanken gedaan, ook in de nacht van 1 februari 1953. Het hoge water kwam ook nog na die datum tot op die drempel. Totdat de zee werd afgesloten, eb en vloed verdwenen en even later de haven zelf verdween achter de buitendijk. Let ook op de vrouw die daar met twee kinderen aankomt. Dat zijn mijn moeder met mij en mijn broer Paul aan de hand. Een oudere man tilt zijn hoed op, want dan deed je naar de vrouw van de dokter. Ook dat gedrag zou minder dan tien jaar later verdwenen zijn - tot vreugde van mijn ouders, overigens, maar daar stopten de verandering natuurlijk niet mee. Mijn beeld is dat de vloed van 1953 heel veel meer heeft meegenomen dan gedacht. Wat we daarvan vinden, moeten we maar zeggen.
Peter Noordhoek
Recent gaf ik aan mijn dissertatie te hebben voltooid. Deze wordt nu beoordeeld. Het is een dissertatie die een valse start heeft gekend in 1985. Tot aan 1990 heb ik er hard aan gewerkt, maar toen bleek de combinatie met mijn werk te zwaar. Om mijzelf te tonen dat ik wel in staat was een grote tekst te schrijven, schreef ik toen 'Klappen op het water'. Deze roman beschreef op vrije wijze wat er in en rond de watersnoodramp kan zijn gebeurd. De roman kwam af, is door aardig wat mensen geleerd, maar nooit gepubliceerd. Nu mijn dissertatie af is ... wie weet.
Wat literatuur:
Rien Allewijn - Een zee van water. Februarivloed 193 over de Hoeksche Waard en het eiland van Dordrecht. Klaaswaal, 1983.
Historische Vereniging 's-Gravendeel - Om nooit te vergeten. Een terugblik op de watersnoodramp van 1953 in 's-Gravendeel. Eigen uitgave, 2003.
Kees Slager - De ramp. Een reconstructie. Uitgeverij De Koperen Tuin, 1992.
Kees Slager - Watersnood. De Buitenspelers, Ouwerkerk, 2010.