CONTACT

Meer dan een incident? De septembercrisis in het CDA nader geanalyseerd (p)

29 december 2002
Peter

Het is relatief rustig binnen het CDA. Met Balkenende als lijsttrekker kijken we vooruit naar een interessante toekomst, waarin zetelwinst en kabinetsdeelname voor het grijpen lijken. Heerlijk. Maar we moeten alert blijven. We kunnen in ernst niet zeggen dat het de verdienste van de partij is dat we er nu zo goed bijstaan. De kracht van onze lijsttrekker moet gebruikt worden om onze kracht als partij te versterken. Op het gevaar af tot de bende der zwartkijkers te worden gerekend, wordt hier een meer fundamentele analyse gegeven van de gebeurtenissen binnen het CDA in de maand september en die zoals bekend hebben geleid tot het vertrek van de toenmalige fractievoorzitter en partijbestuur. Samen met de crisis rondom Brinkman en het vertrek van Enneüs Heerma drie dieptepunten uit 8 jaar oppositie. Hierbij gaat het nadrukkelijk niet om het herkauwen van de gebeurtenissen voorafgaand en tijdens de dramatische bestuursvergadering in hotel Lapershoek. Veel van wat in die ‘onwezenlijke’ septemberdagen is gebeurd heeft een incidenteel karakter en had net zo goed anders uit kunnen pakken. Niemand hoeft er ook aan te twijfelen dat persoonlijke factoren een sterk bepalende rol hebben gespeeld. Dat is allemaal uiterst boeiend voor een historische analyse, maar niet voor de toekomst. Wat we in die toekomst onder ogen moeten zien, is dat velen binnen en buiten het CDA het gebeuren niet als toevallig of als een ‘naschok’ (de woorden van Hans Hillen) zien. Er is gesproken over een ‘vast patroon’ en er is gesproken over ‘amateurisme’. Dat zijn beschuldigingen die onderzocht moeten worden willen ze weersproken kunnen worden. Dat is de ambitie van deze analyse. Daarmee wil het voorbij de ‘poppetjes’ kijken. Veel belangrijker is het zo concreet mogelijk benoemen van spanningen en trends. Waar zinvol wordt dit tegelijk vertaald in een aantal voorstellen voor aanpassing of actie.

Prikken naar de kern

De kern van het probleem kan kort worden samengevat. We blijken als partij niet in staat te zijn om op een beheerste wijze van leiding te wisselen. In het bedrijfsleven zeggen ze dan dat ‘het proces niet wordt gemanaged’. Nu is het politieke bedrijf anders dan een gewoon bedrijf. De rationaliteit en wijze van aansturing die wellicht in het bedrijfsleven mogelijk is – al zien we daar genoeg bewijzen van het tegendeel – is binnen een politieke omgeving niet goed denkbaar of werkt zelfs contraproductief. Tegelijk doet dat niets af aan de behoefte om de partij beter te kunnen aansturen. Democratische procedures en voorstellen zijn er daarom genoeg gedaan binnen de partij – het dagelijkse bestuur dat nu is weggestuurd is tegelijk ook verantwoordelijk geweest voor een groot aantal vernieuwingen in dit opzicht. Toch wordt er alom gesproken van een gebrek aan kwaliteit bij de personen die de vernieuwing zouden moeten realiseren. Of is het toch een gebrek aan ‘institutioneel falen’? De analyses die tot nu toe zijn gedaan voldoen niet of zijn te kort door de bocht. We prikken te makkelijk naast de kern van het probleem.

Persoonlijk falen?

Veel van wat er nu is gebeurd wordt gedefinieerd als een leiderschapsprobleem en daarmee als een gebrek aan kwaliteit in de betrokken personen. Wat is gebrek aan kwaliteit in personen? Het veronderstelt dat de betrokken personen niet beschikken over de eigenschappen (‘competenties’) die nodig zouden zijn voor het opereren in het glazen huis van de democratie. Echter, alle mensen die in het drama een rol hebben gespeeld voldeden bij hun aantreden prachtig aan het profiel dat voor hun functie was opgesteld. Geen van hen waren nieuwelingen in het vak. Geen van hen had de reputatie van een machtsdenker of opereerde buiten het boekje van hun bestuurlijk mandaat. Als we nu constateren dat er gebrek aan kwaliteit was, dan is dat in grote mate een kwestie van wijsheid achteraf. Misschien is het verstandig om ons wat minder te richten op de kwaliteiten van de mensen zelf en meer aandacht te besteden aan de combinatie van personen binnen de instituten van de partij. Van Rij klaagde niet zonder reden over ‘het vacuüm’ waarin hij opereerde. Waar waren de mensen die hem hadden moeten waarschuwen voor de stappen die hij aan het nemen was?

Institutioneel falen?

Als er een partij is waarin sprake is van institutionele vernieuwing dan is het binnen het CDA. Daarbij gaat het om veel meer dan lukrake of symbolische vernieuwing. Er is een mooi evenwicht gevonden tussen innovatie en beheersing. De integratie van Internet binnen de partijorganisatie heeft zich bijvoorbeeld bijna geruisloos voltrokken, volop gebruik makend van de mogelijkheden die de nieuwe techniek biedt voor bijvoorbeeld het maken van het nieuwe verkiezingsprogramma. Wie van de huidige regeringspartijen ook in de oppositie terecht komt, ze zouden veel kunnen leren van de manier waarop het CDA dat gedaan heeft. Of ze dat ook zullen doen is echter de vraag. De septembercrisis zal ze niet zonder reden afschrikken. De les is dat partijvernieuwing veel meer is dan structuurvernieuwing. De mix van de moderne netwerk- en projectenstructuur laat zich uiteindelijk

CDA.01analyse Pagina 1 van 4 versie 29-12-2002

moeilijk verenigen met de klassieke partijdemocratie. Heel veel komt aan op de kwaliteit van de betrokken mensen om die lastige mix in de goede balans te houden. Het conflict tussen partijleider en fractievoorzitter lijkt een conflict langs klassieke lijnen, maar inhoudelijk werd het ook gevoeld als een langs elkaar schuren van verschillende visies op partijvernieuwing in het algemeen en campagnevoering in het bijzonder. Niets bijzonders, onder andere omstandigheden zelfs gezond, maar hier een dodelijke combinatie. Waarmee we weer terug zijn bij het persoonlijk falen. Is de institutionele kracht te veel afhankelijk gebleven van persoonlijke factoren?

Laten we verder stilstaan bij de wisselwerking tussen persoonlijke en institutionele factoren. De kracht en zwakte van de een bepaalt die van de ander. Die kwetsbaarheid kan gevangen worden in drie termen: segmentatie, fragmentatie en acceptatie. Veel van wat hieronder wordt gezegd geldt ook voor andere grote politieke partijen. De specifieke combinatie ervan heeft het CDA kwetsbaar gemaakt voor het probleem

Putten uit te kleine potjes: segmentatie

Een van de belangrijkste winstpunten van de afgelopen crisis is het feit dat nu aantoonbaar is geworden dat het CDA niet langer verlamd is door een bloedgroepenstrijd. De keuze van Limburg voor Balkenende maakte ook voor de buitenwereld duidelijk wat de meeste van ons binnen de partij al langer wisten: geloofsachtergrond is een factor, maar niet meer dan dat. Het vertrouwen is groot genoeg om een afwijkende bloedgroep geen hindernis meer te laten zijn voor een goede lijst.

Helaas hebben we de blokkade van de bloedgroepen ingeruild voor een bijna net zo gevaarlijke vorm van politieke correctheid. De huidige lijsten worden zeer nauwlettend gewogen op basis van criteria als regio, geslacht, leeftijd, beroep en achtergrond. Voor de kandidatuur van vrouwen en allochtonen worden steeds hardere getalsmatige criteria gehanteerd. Ondernemers moeten erin, jawel, maar meer specialisten ook. Het pleiten van de partijvoorzitter voor meer dertigers in de fractie heeft welhaast onvermijdelijk geleid tot een reactie op basis waarvan ook ouderen nadrukkelijk moesten worden geworven. Het feit dat campagnes meer op basis van voorkeurstemmen kunnen worden gevoerd, versterkt dit effect nog eens twaalfvoudig. Het resulteert in lijsten die eerst tot op de laatste regionale gram worden afgewogen voordat andere criteria een rol gaan spelen. Als we dat allemaal afzetten tegen het feit dat de ledentallen afnemen en dat de politiek nauwelijks meer aantrekkingskracht heeft op de groepen waar van oudsher uit werd gerekruteerd, dan is de spanning compleet. Uit steeds kleinere potjes potentiële kiezers moeten steeds meer briljant veelzijdige kandidaten worden gehaald. Dit is geen probleem dat in de toekomst speelt. De partij heeft er nu al in volle omvang mee te maken. Het feit dat dit keer geen grootschalige verandering van de fractie was beoogd, heeft het effect op de kandidatenlijst van de Tweede Kamer verminderd, maar in de definitieve lijst zijn er wel degelijk sporen van terug te vinden. Ook rondom de samenstelling van het partijbestuur heeft het probleem zich voorgedaan. Al dan niet gecomputeriseerde databestanden met interessante namen lijken daarin uiteindelijk van weinig betekenis te zijn geweest.

Criteria en kwaliteit

Teveel criteria kunnen dus tot ongewenste resultaten leiden. De eerste vorm daarvan is die van een mix van hele en halve criteria waaruit uiteindelijk alleen de laagst gemene deler voortkomt. De tweede valkuil is dat er zoveel keuze is uit zoveel criteria, dat uiteindelijk persoonlijke voorkeur toch weer de doorslag moet geven. Achteraf moet je zeggen dat de partij in 1994 en 1998 in beide valkuilen is gestapt. Dit jaar lijkt dat anders te zijn gegaan en is de concept-kandidatenlijst in relatief grote harmonie – en publicitaire stilte – op 14 september vastgesteld. Maar er wordt wel over dun ijs heen geschaatst. Voor je het weet wordt de kern aangetast van wat zo langzamerhand de belangrijkste taak van een politieke partij is geworden: het naar voren schuiven van potentieel goede politici. De macht van de voorzitter moet daarin niet worden overschat. Zowel Helgers als Van Rij hebben de vernieuwingen die ze hebben doorgevoerd alleen kunnen doorvoeren in nauwe samenwerking met de provinciale voorzitters en hun achterban. Met andere woorden; samen met degenen die het meeste belang hebben bij een samenstelling van de lijst waarin alle criteria zo goed als mogelijk zijn uitgebalanceerd. Per saldo levert het een procedure op waarin betrouwbaarheid ten koste gaat van creativiteit. Inderdaad; geen Jacques de Milliano meer, maar wel teveel van hetzelfde. De lijst is wat grijs. De zorg dat dit niet goed genoeg is, ontlaadt zich dan op het enige echt gevoelige punt in de lijst: de nummer één.

Voorportaal

Wellicht dat een vertrouwenscommissie de rol mag worden toebedacht om boven de criteria uit te stijgen en naar het totaalbeeld van de kandidaten te kijken. De vertrouwenscommissie lijkt dit keer die rol nogal apart te hebben ingevuld. In de pers is naar buiten gekomen dat vooral vanuit de vertrouwenscommissie het geluid is gekomen dat uit de gesprekken met de kandidaten het gebrek aan vertrouwen zou zijn gebleken in De Hoop Scheffer en de wens tot het naar voren schuiven van Van Rij. Daar zou vervolgens een nogal vrije interpretatie van de rol van

CDA.01analyse Pagina 2 van 4 versie 29-12-2002

de commissie uit zijn voortgekomen. Het is niet het enige signaal dat de commissie moeite met haar opdracht had. Nu is de selectie van enige honderden kandidaten bepaald geen sinecure, maar omdat het niet de eerste keer is dat er gepiep en gekraak is rond het functioneren van de commissie, zou het een goede zaak zijn om daar meer structureel naar te kijken.
Veel beter zou het bijvoorbeeld zijn om de vertrouwenscommissie haar werk voorafgaand te laten doen aan het opstellen van de groslijst. De commissie zou dan als ‘voorportaal’ kunnen werken voor niet alleen de selectie, maar ook de werving van kandidaten. Personen die een kandidatuur overwegen kunnen dan in een snelle procedure – niet langer dan zes weken – te horen krijgen of ze überhaupt een kans maken. Tegelijk kan worden gekeken waar de lijst nog aan kwaliteit tekortschiet. Pas enige tijd daarna wordt de – veel langere – procedure geopend van groslijst tot partijraad. De commissie adviseert dus primair aan de potentiële kandidaat zelf en pas in tweede instantie aan het partijbestuur.

Lopen langs te smalle lijnen: fragmentatie

Natuurlijk heeft de individualisering ook het CDA geraakt. De partij heeft gebruik gemaakt van een groot aantal netwerken om vernieuwing af te dwingen. Confrontatie met de Toekomst en de dertigergroepen zijn slechts twee voorbeelden van een grotere trend waarbij de normale partijkaders verruild werden voor lossere verbanden. Daarnaast is, anders dan bij andere partijen, nooit vergeten om de oude partijstructuren in ere te houden, van de traditionele afdelingsvergaderingen tot en met de telefoontjes op zondagavond. Alles was en is mogelijk, tot en met inventieve mengvormen er tussenin. Het Wetenschappelijk Instituut heeft door het hanteren van die mengvorm nieuw elan gekregen. Daarnaast is het geen toeval dat het CDA de primeur had van de eerste digitale afdeling. Het is een prachtig voorbeeld van een hybride structuur: klassieke partijvorm en digitale communicatie naadloos met elkaar versmolten. Op termijn ligt hierin ongetwijfeld de toekomst. Ondertussen loert er het gevaar van fragmentatie. Steeds minder mensen moeten steeds meer vormen van organisatie met elkaar verzoenen. De paradox is, dat in een overgangstijd zoals nu, er des te meer afhangt van de persoonlijke kwaliteit van de leiding om de verzoening van oude en nieuwe organisatievormen mogelijk te maken. Anders gezegd: er is regie nodig. Partijvoorzitter Van Rij en zijn mensen verdienen echt grote complimenten voor de manier waarop ze dat gedaan hebben. Maar natuurlijk zaten en zitten er wel risico’s in de aanpak. Zo werd, niet onlogisch, het nieuwe voortdurend ten voorbeeld gesteld aan het oude, wat regelmatig irritaties opleverde. Ook heeft de voorzitter niet kunnen ontsnappen aan hetzelfde probleem dat zijn voorgangers heeft getroffen en dat is dat alles, maar dan ook echt alles, via de voorzitter loopt. Het partijbureau was en is een organisatie waarin alles is gebouwd op de loyaliteit aan de voorzitter. Dit stelt de organisatie in staat om dingen te overleven waar elke andere organisatie onder zou zijn bezweken, maar de nadelen wegen zwaar.

Alles langs de voorzitter

Achter de hartenkreet van Van Rij dat een voorzitterschap op parttimebasis niet mogelijk is, mag in rede vermoed worden dat het hem niet gelukt is partij en partijbureau zo te structureren dat delegatie een reële optie werd. Alle plannen, alle stukken, moesten aan zijn inzicht worden getoetst. De procedure luidt: alles langs de voorzitter. Dat gold overigens niet alleen voor de partijvoorzitter, ook De Hoop Scheffer is als fractievoorzitter niet aan die valkuil ontsnapt. Beiden hadden een houding om maximale verantwoordelijkheid te geven aan iedereen die daarom vroeg. Te weinig mensen vroegen die. Het is veiliger om in onzekere tijden tegen het gezag aan te leunen. Dat is uiteindelijk de dood in de pot. Als dan de leiding instort is fragmentatie het gevolg. In de septembermaand hebben we de ongelofelijke situatie gehad dat het in feite de provincievoorzitters waren die de crisis moesten oplossen. Daar zijn die voorzitters niet voor benoemd, wat ook hun kwaliteiten zijn. Nu mag je veronderstellen dat het een redelijk unieke situatie is om tegelijk partijvoorzitter en fractievoorzitter kwijt te raken, maar het is niet overdreven om er een les uit te trekken. Die les moet waarschijnlijk zijn dat naast het partijbestuur – en op enige afstand van dat bestuur – een collectief van adviseurs aanwezig is om het partijbestuur en in het bijzonder de voorzitter van advies te dienen. Deze adviseurs zijn oudgedienden die voldoende afstand hebben genomen van de actieve politiek. Daarnaast zal het partijbureau anders gestructureerd moeten worden. Minder opgehangen aan de loyaliteit richting de voorzitter, meer ingesteld op de processen zoals die horen bij een professionele politieke partij. Dan blijft het ook mogelijk om een parttime voorzitter aan te trekken. De nu overheersende mening dat alleen een fulltime voorzitter leiding aan de partij kan geven, berust op een verkeerde interpretatie van de gang van zaken onder de laatste partijvoorzitter. Het doet ook geen recht aan het gegeven dat op dat niveau het moeilijk is om iemand te interesseren voor een dergelijk functie. We moeten de functie van directeur van het partijbureau en voorzitter van de partij niet met elkaar verwarren.

Zo zijn ze gesneden: rationalisering

Het is gevaarlijk om de cultuur van een partij te beschrijven. Elke regel kent haar uitzonderingen. Toch is een inschatting van de cultuur essentieel wil begrepen kunnen worden wat er binnen de partij is gebeurd. In de media en bij veel mensen is een beeld blijven hangen van een partij waarin mensen elkaar besluipen en met messen in

CDA.01analyse Pagina 3 van 4 versie 29-12-2002

de rug steken. Je zou bijna denken: was het maar zo simpel. Het probleem zou wel eens eerder gelegen kunnen zijn in een cultuur waarin het ‘not done’ is om de confrontatie aan te gaan. We zeggen liever dat we elkaar ‘willen helpen’. Het is een echte middenpartij, waarin ook de extremen van emoties vermeden worden. Passie is er wel. De religieuze inspiratie is authentiek, maar komt zelden aan de oppervlakte. Bespiegelingen als deze over cultuur maken de meeste leden vooral nerveus. Per saldo is het een gezelschap mannen en vrouwen dat de ratio koestert. Het niveau van de debatten is de laatste jaren een stuk beter geworden dan het was, maar de aard van het beestje laat zich niet verloochenen.

Waarschijnlijk maar goed ook, de waarde van stabiliteit moet niet worden onderschat, maar het maakt de partij kwetsbaar voor het probleem van teveel denken en te weinig zeggen. Kortom; de dingen worden te laat uitgesproken. Hoe kan het anders bestaan dat pas nadat de kandidatenlijst in kennelijk goede harmonie was vastgesteld de leiderschapscrisis in volle ernst losbarste? Hoe kan het anders zijn dat pas tijdens het beraad in hotel Lapershoek de conclusie door de Hoop Scheffer werd getrokken dat er te weinig vertrouwen in hem was? Was dat inzicht pas op dat moment beschikbaar en daarvoor niet? Nee, niets van dat alles. Maar vanuit allerlei overwegingen – een gevoeld gebrek aan alternatief, het is zo’n aardige man, hij zal toch zelf wel z’n conclusies kunnen trekken – worden de dingen net te laat benoemd. Het probleem wordt weggerationaliseerd. Als het dan uiteindelijk wel wordt gezegd, is de reactie even logisch als onverwacht. Een voorstel wordt gezien als een aanval. Vertrouwen slaat om in wantrouwen.

Scheidsrechter

Interessant is het om de vergelijking te maken met de manier hoe de PvdA met een vergelijkbare crisis omging in een nog niet zo ver verleden. Opvallend was hoe Kok en de mensen om hem heen als een adder gebeten waren door het initiatief van Van der Louw en anderen – waaronder Pronk - om tot partijvernieuwing over te gaan op een moment in het begin van de jaren negentig dat het met de PvdA helemaal niet goed ging. Het werd onmiddellijk uitgelegd als een coup. Het was in ieder geval het einde van de politieke carrière van Van der Louw. Terwijl Van der Louw c.s. (waaronder Melkert) tot op de dag van vandaag volhouden dat het allemaal slechts constructief bedoeld was. Een soort uit de hand gelopen meedenken, zullen we maar zeggen. Er is geen enkele reden om te twijfelen aan de integriteit van betrokken personen. Tegelijk is het ook duidelijk dat er grote inschattingsfouten zijn gemaakt. Geen van die inschattingsfouten had fataal hoeven zijn als er een scheidsrechter in het veld had gestaan. In het verlengde van de crisis is van meerdere kanten gezegd dat er een leemte is in de bestuursstructuur voor situaties als deze. Het zijn nu de provinciale voorzitters en de vertegenwoordigers van de gelieerde organisaties als het CDJA geweest op wie de last van het bestuur de facto kwam te rusten. Er is kritisch over de rol van die bestuurders gesproken, maar eigenlijk is dat niet terecht. Wat wil je? Natuurlijk weerspiegelen deze mensen het niveau en de belangen waarvoor ze gekozen zijn en komen ze in een onmogelijke positie als ze opeens als collectief moeten fungeren in een crisissituatie. Nooit meer zo, is dan de conclusie, maar wat is het alternatief? Wie moet de scheidsrechter zijn? De kans dat een bestuurscrisis zich op dezelfde manier zal herhalen is uiterst klein. We moeten oppassen niet de fout te maken ons voor te bereiden op de vorige oorlog. We kunnen ook niet al te verstorend werken op de democratische partijstructuur. Dat zou in strijd zijn met de ingezette lijn, die op het omgekeerde is gericht. Een soort Raad van Commissarissen of Toezicht ligt als model het meeste voor de hand, maar ook die constructie vergt een goede afweging. Veel hangt dan af van de keuze van de personen. Als ze te dicht op het bestuur zitten is dat niet goed, zitten ze er te ver vanaf ook niet. Onze partij barst van de respectabele mensen die hun sporen hebben verdiend, maar dat mag niet betekenen dat in tijden van crisis alleen de stem van het verleden wordt gehoord. Tom Poes, verzin een list.

Conclusie

De septembercrisis van het CDA kan niet teruggebracht worden tot het liedje ‘the same old song’. De oorzaken van de crisis liggen veeleer in een (nog) niet helemaal geslaagde poging om de partij zich aan te laten passen aan de eisen van de tijd. Door de typische CDA-cultuur zijn een aantal dingen te lang onbenoemd gebleven. Maar niet zo typisch dat ze zich niet bij andere partijen voor kunnen doen of onmogelijk te verhelpen zijn. In de overgang van oude naar nieuwe partijvormen is er een ontsporing geweest en juist degenen die de regie hadden moeten voeren waren partij geworden. Op zich een eenmalig gebeuren, zo mogen we veronderstellen. Tegelijk moeten we ons als partij realiseren dat we het onszelf erg moeilijk maken in ons rekruteringsbeleid. Verder hebben we een partijorganisatie die te kwetsbaar is voor de spanningen die met het politieke bedrijf gepaard gaan. Vandaar een gebrek aan stabiliteit dat niet voor zou mogen komen bij een partij vol degelijke bestuurders. Daar is niets toevalligs aan. Dat is ook heel goed te verhelpen.

Peter Noordhoek

Northedge

info@northedge.nl
 Copyright © 2020 -  All Rights Reserved
BTW nummer Northedge B.V.: 8192.31.472.B.01
KvK nr. Northedge B.V.: 29048758 Rotterdam
menu-circlecross-circle linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram