Het is vakantietijd. Tijd voor variatie. Een foto, wat observaties, een vergelijking.
Een klein meer, in een dicht bebost hoogland. We zijn de enigen. De bomen staan tot aan de rand van het opvallend donkere, naar rood zwemende, water. We zitten iets hoger, van de rand af, in de schaduw. Toch blijft het heel warm. Mijn vrouw daalt het stukje naar het water af om in het water verkoeling te zoeken. Terwijl ik mijn meegebrachte boek op schoot hou, pak ik mijn iPhone en maak ik lui een foto. Kringen op het water. Golven?
Het boek dat op mijn schoot ligt is een biografie die ik ergens in de ramsj op de kop heb getikt. Eindelijk kom ik er aan toe. Walter Isaacson’s biografie ‘Einstein’. Ik lees over golven die deeltjes kunnen zijn – en andersom. Ik lees over kwantumsprongen en waarom van baan tot baan versprongen moet worden en hoe breed die banen dan kunnen zijn. Als de theorie klopt. Voor mijn ogen zie ik kort hoe door mijn vrouw golven wordt gemaakt in het donkere water en weer even snel verdwijnen als ze verschenen zijn.
Er is weer het nodige gebeurd de afgelopen week, met de Brusselse deal voor Griekenland als kennelijk dieptepunt. Iets dat het karakter heeft van Marshallhulp krijgt het frame van het Verdrag van Versailles, zoiets. Er was echter ook iets heel moois deze week: de foto’s van Pluto en haar manen. De media schonken er aandacht aan en een enkeling maakte de te verwachten grapjes over Pluto en de gelijknamige hond. Prima. Maar hebben we wel genoeg door hoe ongelofelijk knap het is dat we van Pluto foto’s kunnen maken? Eerder dit jaar landde er een onbemande sonde op een meteoor: een minuscuul bewegend object honderdduizenden kilometers van aarde. Wauw. Wat een berekeningen daarvoor nodig zijn! Wat een ongelofelijk inzicht in de krachten die er spelen als dit soort missies ondernomen worden, Wat een geduld ook om dit soort missies te bedenken en dan pas jaren, soms decennia, later succes te boeken. Zeer indrukwekkend. En de mensen die dat voor elkaar krijgen staan allemaal in de voetstappen en maken allemaal praktisch gebruik van het denkwerk van voorgangers als Einstein.
Het is niet de eerste keer dat ik mij met het werk van Einstein bezig houd. Een tante gaf mij op mijn 12e verjaardag Einstein’s eigen versimpelde uitleg uit 1916 van de (bijzondere en algemene) relativiteitstheorie (zou ze geweten hebben wat ze me gaf?). Ik las het werk, helemaal gefascineerd, pakte er ook wat van op, maar bleef uiteindelijk net zo aan de rand van zijn redeneringen staan als ik nu aan de rand van dat bosmeer bleef. Als jongen werd ik zwaar gefrustreerd door mijn gebrek aan wiskundig inzicht, maar mede door de beeldende manier waarop Einstein de materie bracht, werd ik ook blijvend gefascineerd en gaf ik niet op met het proberen te begrijpen.
Het boeiende van de biografie was dat het mij leerde dat Einstein zijn belangrijkste inzichten niet kreeg langs wiskundige weg, maar juist door in beelden te denken. De situaties die hij beschreef – iemand binnen en buiten een trein, een vallende man – waren niet de vertaling van een formule. Het was andersom. Eerst kwam er in zijn hoofd een soort beeldverhaal op, daarna maakte hij er in woorden een natuurkundige puzzel van en pas daarna kwamen de formules. Einstein was beeld- en taalvaardig voordat hij symboolvaardig was. Waarschijnlijk was die werkwijze er ook verantwoordelijk voor dat hij voor journalisten en anderen altijd prachtige quotes beschikbaar had, letterlijk beeldend en vol humor gebracht. Een genie waar je om kon lachen en die er met zijn slordige haren en kleding ook nog uitzag als een genie. Ideaal. Een ideale vriend ook voor collega-wetenschappers, belangrijke mensen en heel onbelangrijke jongens en meisjes die iemand nodig hadden om hen te helpen met het huiswerk. Als hij wilde was hij voor iedereen toegankelijk.
Maar het is zeker niet alleen dat beeld van de ideale geleerde – de lieve verstrooide professor - die Einstein zo sterk maakte of waardoor hij na aanvankelijk veel moeite kwam bovendrijven. Er zijn honderden boeken en studies verschenen over het werk van Einstein en veel was me al bekend, maar de biografie van Isaacson is zo goed omdat deze duidelijk maakt waar zijn kracht vandaan kwam - en die was tegengesteld aan alles wat ik hierboven schreef.
Toen ik dat probeerde te vatten werd ik herinnerd aan wat Isaacson in een recentere biografie heeft geschreven over Steve Jobs, de man achter Apple. In de vergelijking tussen de twee valt iets te leren – en kom ik tot een hogere waardering voor het genie van Jobs, niet dat van Einstein. En kom ik kort tot een herwaardering van deugden.
Einstein en Jobs zijn personen die zich in de eerste helft van hun leven kenmerken door dezelfde eigenschappen: groot doorzettingsvermogen, het vermogen om zich totaal af te sluiten voor alles wat niet bij hun obsessie past en in het verlengde ervan een absoluut non-conformisme, een niet aanpassen aan gezag en hoe het hoort. Op die wijze slagen ze er in een soort puurheid in hun denken te bereiken en laten ze zich niet door conventies opzij duwen. Andere grote geesten als Planck, Lorentz zetten de lijn in hun eigen denken niet door omdat ze de gevestigde orde uiteindelijk niet omver willen gooien. Einstein gaat door en gooit zelfs de wetten van Newton omver. De beloning is groot.
Jobs is meedogenloos in zijn beeld van hoe een computerbedrijf moet worden gebouwd en aarzelt niet om daarvoor vriend en vijand zo nodig te ontslaan en patenten te omzeilen. De beloning is groot.
De prijs die ervoor betaald wordt is ook groot. Die wordt allereerst door hun omgeving betaald. Beiden hebben hun eerste vrouw, hun eerste gezin, ronduit verwoest (en maken dat in de tweede helft van hun leven, met een tweede huwelijk weer min of meer goed). Vooral Jobs pleegt roofbouw op zijn vrienden, maar Einstein kan er ook wat van. Beide staan in kleinere kring bekend om hun afstandelijkheid en beschikken over een bijtende vorm van humor om mensen mee te vernederen.
Ook door henzelf wordt door dit gedrag een prijs betaald. De slechte reputatie van Einstein bij zijn docenten verhindert jarenlang dat hij een wetenschappelijke betrekking krijgt, ook al verdient hij dat op basis van zijn publicaties al lang. Jobs loopt door zijn gedrag vast in zijn eigen bedrijf en verliest de strijd met Bill Gates van Microsoft aanvankelijk dik.
Maar ergens is in beider leven een omkering.
Einstein wordt zijn rol. De rol van verstrooide, niet aangepaste professor wordt zijn nieuwe conformisme. Direct of indirect leidt het er toe dat hij degene wordt die de klassieke wetten van de natuurwetenschappen gaat verdedigen tegen degenen die op zijn erfenis gaan voortborduren. Bohr, Heisenberg, Göbel; allemaal bouwen ze voort op zijn werk, maar durven tegelijk de paradoxen er in te omarmen en komen uit op de inzichten van de kwantumfysica met haar waarschijnlijkheidsgraden. Einstein houdt aan absoluten vast; ‘God dobbelt niet’. Hij houdt daar ook aan vast als iemand hem zegt dat hij moet stoppen met God te vertellen wat deze wel of niet moet doen. Einstein verliest het vermogen om met beelden te komen en verstrikt zichzelf in de schoonheid van de wiskunde. Als je mild bent, kan je zeggen dat hij in zijn aanvallen op de kwantumfysica die fysica verder heeft gebracht dan als hij de nieuwe trend had gevolgd, maar de realiteit is dat hij de laatste 30 jaar van zijn leven door zijn collega’s als een wetenschappelijk curiosum werd beschouwd. Wat hem redde van anonimiteit was zijn maatschappelijke rol en de wijze waarop hij met verve (en wijsheid) de rol speelde dat wetenschap mooi en lonend is. Zoals Charlie Chaplin zei toen Einstein aanwezig was bij de première van de film Modern Times: “Ik ben beroemd omdat iedereen mij begrijpt; u bent beroemd omdat niemand u begrijpt.” Het werkte voor beiden.
Voor Steven Jobs was de omkering anders. Hoewel de term niet bij de man past zou ik zeggen: subtieler, met meer continuïteit. Hij bleef in essentie een asociale ‘jerk’, maar door het falen van het Apple bedrijf in de tijd dat het niet langer onder zijn leiding stond, kreeg hij een nieuwe kans. Terug bij Apple verplaatste zijn aandacht zich van dat bedrijf zelf naar de producten van dat bedrijf. Hij werd daarin alleen nog maar meer non-conformistisch. Hij liet producten maken die hij mooi vond en waar de klant nog helemaal niet om vroeg. Zijn visie bepaalde het ontwerp. Meer nog dan zijn weigering om de broncode van de software voor geen enkele leverancier open te stellen, zit de essentie van zijn aanpak voor mij zijn eis dat ook de binnenkant van elk product perfect ontworpen moet zijn, ook al kan niemand dat ooit zien. Het werden producten als een sluitende wiskundige formule, die nog een prachtig werkend beeld opleverden ook. Hij ging door waar Einstein niet verder kon. Hij bleef eigenwijs, waar Einstein ging ‘pleasen’. Hij bleef een rotzak, waar Einstein een levend embleem van wijsheid en goedheid werd.
Bij het verlaten van het meer viel de volle zon weer op ons. Al klimmend, dalend en zwetend kon ik in mijn hoofd het gesprek niet stopzetten over de vraag wie nu de grootste was: Einstein of Jobs? Jobs was uiteindelijk misschien het grotere genie. Hij ging door waar Einstein stopte. Tegelijk is Einstein wel de betere mens geworden. Of telt dat niet? Telt alleen het genie?
Het bracht mij terug bij de vraag: wat is een genie? Met een knipoog vertaal ik die in de volgende formule
G = cm²
Waarbij G natuurlijk staat voor de mate van ‘Genie’, ‘c’ voor creatieve doorbraak en ‘m’ voor de bereikte massa staat. Massa in termen van vermeerderde impact: m².
Op basis van n = 2, kom ik dan tot het inzicht dat bij Einstein de c vele malen groter is dan bij Jobs. Jobs was goed in het benutten van de creativiteit van anderen, maar was zelf altijd afhankelijk van de creativiteit van anderen. Einstein daarentegen bracht zijn meest baanbrekende werk als solist tot stand.
Voor massa ligt dat anders.
Ontegenzeggelijk is de impact van het werk van Einstein enorm, in zowel theoretisch als praktisch opzicht – zonder hem geen foto’s van Pluto deze week - maar daarbij maakte hij gebruik van een al bestaande wetenschappelijke infrastructuur en hielpen de media hem maar wat graag aan zijn bekendheid. Zelf weigerde hij zijn leven lang elke bestuursfunctie en deed zo, anders dan bijvoorbeeld de Leidse Lorentz, weinig om de wetenschap als geheel sterker te maken.
Hoe anders bij Jobs. Tot twee keer toe bouwde hij een commercieel imperium, waarbij hij er de tweede keer er in slaagde alle elementen van een creatief ontwerp en de commerciële kracht ervan samen te brengen. De massa daarvan dringt zich overal op, ook aan mijzelf, terwijl ik hier op een Mac Air aan het tikken ben.
Dus voor mij is er balans tussen de twee, althans als het om genialiteit gaat. De één gedroeg zich als een deeltje, de andere bracht een golf teweeg. Ze leven voort los van tijd en ruimte. Waarschijnlijk.
Peter Noordhoek