Een terugblik en een vooruitblik op het politieke seizoen. Wat is er voorbij de peilingen werkelijk aan de hand? Wat gaat er uit de raads- en Europese verkiezingen komen? Hoe staat het met het kernelectoraat? En hoe staat dan het CDA ervoor?
Maurice de Hond heeft deze zondag geen peiling. Wat een gemis. Althans, dat was de teneur bij een aantal twitteraars. Gun die man ook eens een vrije zondag, was mijn gevoel. Dat zou die vaker moeten doen, was weer de reactie van anderen. Hoe dan ook, het gaf mij het idee voor deze blog.
Wat als ik … Nee geen peiling. Niet vanwege het aantal van mijn volgers, zelfs niet vanwege de kwaliteit ervan, hoe hoog ook, maar omdat een jaarwisseling eerder het moment is voor een bespiegeling dan voor een peiling. Hoe dan ook, ik zal niet voorzichtig zijn en naar beste vermogen mijn mening geven.
Er is dit jaar eigenlijk weinig gebeurd als het om de peilingen gaat. De stand van zaken is eind december niet zo wezenlijk veel anders dan bij het begin van 2013, zeker als je het afzet tegen de aardverschuivingen die zich bij ‘de enige echte peiling’ in 2012 heeft voorgedaan. Toch is de sfeer wezenlijk anders.
We gingen het jaar in met het beeld van een gepolariseerd en gefragmenteerd Nederland, met hoge peilingen voor PVV en SP en nieuwkomer 50+. Met dramatisch veel lagere peilingen voor de regeringspartijen en oppositiepartijen uit het midden die nauwelijks van het verlies leken te profiteren. Nu, aan het einde van 2013, is de winst van 50+ verdampt en heeft D66 de meest duidelijke sprong omhoog gemaakt. Toch hebben wehet nog altijd over beperkte aantallen fictieve zetels. De interpretatie is wel anders. Het kabinet heeft het jaar overleefd, drie van de oppositiepartijen zijn een gedoogpact aangegaan met datzelfde kabinet en de andere partijen lijken gemarginaliseerd. PVV en SP kijken vanuit hun berg fictieve zetels machteloos toe. Het midden heerst weer, de flanken zijn uitgeflankeerd. En buiten dat midden bevindt zich, hoe bijzonder, het CDA.
Meestal worden peilingen gerelativeerd, behalve als het om niet-landelijke verkiezingen gaat, want dan zijn het maar peilingen. Dat gaat in het voorjaar van 2014 opnieuw gebeuren. Daar valt ook weinig tegen in te brengen. Er is geen landelijke partij te bedenken die mag verwachten dat de uitslag van de raads- en Europese verkiezingen een accurate vertaling is van de landelijke positie. D66 en de Christelijke partijen hebben daar nog de meeste aanleiding toe – en ook die hebben een forse vertaalslag te maken. Toch doen de partijen er verstandig aan de uitslagen niet te snel weg te redeneren – in ieder geval naar zichzelf toe. Per verkiezing geef ik een reden:
Al met al zijn mijn verwachting voor de raadsverkiezingen dat vooral het CDA de verwachting van anderen zal overtreffen. Op dit moment is het ook het meest waarschijnlijk dat de Europese verkiezingen door D66 ‘gewonnen’ zullen worden, met tegelijk relatief veel verschuivingen tussen de middenpartijen en weinig verschuiving ten opzichte van de partijen op de flanken. Beide verkiezingen zullen eerder vragen oproepen dan beantwoorden, reden om te veronderstellen dat ze niet in directe zin zullen leiden tot de val van het kabinet.
Als dat inderdaad het geval is, gaat er een interessante situatie ontstaan. Met redelijk veel zelfvertrouwen zal er dan een kabinet doorgaan dat volgens mij gedragen gaat worden door de as Rutte-Dijsselbloem-Asscher – waarschijnlijk nog stabieler dan de as Kok-Zalm van Paars I. De twijfel en de druk zal zich dan naar de fractie verplaatsen, met Samsom in een bijna onmogelijke positie tussen fractie en kabinet in.
De vragen die beide verkiezingen zullen oproepen richten zich bovenal hierop: wat is nu het kernelectoraat van mijn partij? Het kernelectoraat definieer ik hier maar als die groep kiezers die ongeacht peilingen of actualiteit toch en daadwerkelijk voor de partij zal gaan stemmen. For better or for worse. Die vraag is namelijk leidend voor de vraag of de gok van een landelijke verkiezing met vertrouwen tegemoet gezien kan worden of niet. De vraag naar het politiek leiderschap is daar een afgeleide van. Ja, een populaire leider kan in hoge mate compenseren wat er aan kernelectoraat ontbreekt, maar de risicofactor is altijd hoger dan wanneer je over een fors kernelectoraat beschikt. Wellicht dat veel lezers dit als een achterhaalde filosofie beschouwen in deze tijd van persoonlijke campagnes, maar ik ben degelijk opgevoed en ik geloof dat er per saldo nog altijd meer continuïteit in het stemgedrag zit dan discontinuïteit.
Geen partij kan nog zeker zijn van haar kernelectoraat. De enige partijen waarvan je mag aannemen dat ze redelijk zeker van een demografische push zijn D66 en 50+, waarbij de laatste partij laat zien dat met leeftijd niet altijd wijsheid komt en waarbij D66 nog even moet afwachten of een steeds hoger opgeleide bevolking zich tot die partij blijft bekeren nadat de kinderen zijn gekomen. Vanuit sociaal-economische factoren kijkend, zouden protestpartijen als PVV en SP de wind nu in de zeilen moeten hebben en kijkend naar de peilingen hebben ze dat ook, maar buiten de vrij stabiele achterban is de kans toch groot dat veel digitale stemmers anders gaan stemmen zodra ze een echt rood potlood in handen hebben. De hardste boodschap is er voor de christelijke partijen, want de kerkelijke gezindte holt achteruit en blijkt nog altijd een stevige indicator voor het wel of niet op een confessionele partij te stemmen. Christen Unie en SGP lijken daardoor relatief moeilijk uit hun electorale hoek te komen en het CDA heeft er mede haar neergang aan te wijden. De puzzel voor PvdA en vooral VVD is op dit moment wellicht het grootste.
De VVD heeft de laatste jaren haar rust mede ontleend aan een overtuiging dat ze de tijd zo mee hadden dat ze vroeg of laat wel de grootste moesten worden, maar moeten zich nu afvragen of dat wel het geval is. Over welk kernelectoraat hebben we het? Dat van de liberale of dat van de conservatieve vleugel? Of zweeft er nog iets van een Verdonk-vleugel? De leider mag het zeggen.
Voor de PvdA is de puzzel relatief simpel. Met de SP-achterban vormen ze een communicerend vat, terwijl noch demografisch noch sociaal-economisch de perspectieven groot zijn. Alle partijen doen pogingen om de ZZP-er tot doelgroep te maken, maar dat is net zoiets als water beetpakken. Net nadat je hand nat is geworden, merk je dat er niets in zit. Groen Links en de Partij voor de Dieren zijn net zozeer ideologische vluchtheuvels op links geworden als CU en SGP dat op rechts zijn. Ze vinden hun kracht in schone en gevouwen handen. Geen misverstand: dat is te waarderen, maar op dit moment vind ik deze partijen meer een uiting van een nieuw soort polarisatie dan van de stabilisatie van voorheen.
Kortom; geen van de partijen, ook VVD en PvdA niet, kunnen de verwachting koesteren dat ze zich weer tot volkspartijen kunnen ontwikkelen, dat wil zeggen een partij die er op mag rekenen dat ze met een uitslag van rond de 40 zetels gaat vechten om de vraag wie de grootste partij van Nederland zal zijn. Het wordt gokken op de persoon van de leider, niet steunen op de kracht van een partij. Voor iedereen.
Voor iedereen? Nee, niet voor dat kleine omsingelde dorp van de CDA. Daar zingt de bard nog van vroeger, ook al is die hoog in een boom getrokken en is de ketel met toverdrank omver gekegeld. En daar is nog reden toe ook. De partij is eerder van een diepe nederlaag teruggekomen en weet heel goed dat ze het niet van dagkoersen moet hebben. Maar dan nog. Laten we de analyse eens maken. Eerst puur lokaal.
Eerst de twee grote peilingen van voorjaar 2014. Ik snap weer eens niets van de Haagse redacties. Ga eens tellen, jongens. Tel de uitslagen van al die herindelings- en waterschapsverkiezingen eens op. Wie doet het dan het beste? Het CDA, zonder serieuze concurrentie, behalve dan van lokale partijen. Bedenk dat zelfs in november 2010, pal na het formatiecongres in Arnhem en op het emotionele dieptepunt van het CDA, de herindelingsverkiezingen gewonnen werden. Bedenk dan dat het toegedachte aura van bestuurlijk arrogantie nu niet of veel minder speelt dan voorheen – en terecht, want bij andere partijen zijn relatief veel meer wethouders en burgemeesters gesneuveld. Bedenk ook dat zelfs in juni 2012 de partij er nog in slaagde veel meer dan andere partijen haar leden de straat op te krijgen. Geen partij is lokaal zo zichtbaar als het CDA. Verwacht een goede prestatie van de partij in maart – en wie dat direct door wil vertalen naar het landelijke heeft het (weer) niet begrepen.
En de Europese verkiezingen dan? In Esther de Lange heeft het CDA een kandidaat die wel eens de verassing van de verkiezing zou kunnen worden. De CDA delegatie in het Europees Parlement heeft het de afgelopen jaren echt goed gedaan. De CD-fractie in de Tweede Kamer is de enige van de grotere partijen die tegen heeft gestemd bij het lidmaatschap van Griekenland en een huidig kamerlid als Pieter Omtzigt laat zeker op pensioengebied zien dat we ons het kaas niet van het brood laten eten. Al met al, geen slechte uitgangspositie.
Ik heb al gezegd wat ik van de tegenstem van PVV en SP vindt; niet zo veel. VVD en PvdA lijken er alles aan te doen om er een drama van te maken voor hun partij. D66 en Groen Links zullen het relatief goed doen, maar de verassing van de passie is er af.
Ik verwacht dus gewoon dat het CDA de grootste partij zal blijven in Europa. Daar geldt wel het ja maar van geen ‘ja, maar’ bij. Daar ben ik nog niet gerust op. Zoals eerder geschreven, vind ik dat voor deze verkiezing geldt: Europa gaat niet over Europa, maar over ons. Geen sterk Nederland, dan ook geen sterke positie in Europa, wat we er ook van vinden. Op het terrein van buitenlandse politiek, defensie en energie moeten we hard zijn en sterker voor Europa gaan dan ooit, maar sociaal economisch moeten we niet vast komen te zitten in lijstjes van wat Europa wel en niet moeten gaan doen. Het gaat er om wat wij als Nederland wel of niet moeten gaan doen om onze eigen zaken op orde te krijgen.
Geen slechte vooruitzichten dus voor een partij die nog geen anderhalf jaar geleden de grootste nederlaag ooit leed. En landelijk dan? De kenners zijn het er over eens: de partij heeft zich in Den Haag gemarginaliseerd. Door de media en de andere partijen wordt dat in de eindejaarsbeschouwingen diep ingewreven. Ontegenzeggelijk is dat ook tegen het historisch karakter in van deze bestuurderspartij. Toch zijn er wel een paar dingen tegen in te brengen die maken dat het wel logisch is dat deze partij deze gok – want dat is het wel – heeft gemaakt:
Het is aan de partij om de verdieping aan te brengen waar de fractie niet voldoende toe in staat is. Het is hoe dan ook aan de partij, de vereniging om een nieuwe inhoudelijke koers te kiezen. Daarin is de partij altijd de antithese geweest ten opzichte van partijen als die van Wilders en dat moet vooral zo blijven. Inhoudelijk is D66 daarin nog het meest de tegenpool. In de slag om het midden gaat het om de vormgeving van een samenleving tussen markt en overheid in. Noch PvdA, noch VVD kunnen de mantel van participatiesamenleving dragen. Het CDA zou dat wel moeten kunnen, is daar mee bezig, maar ondertussen gebeurt het allemaal al.
En dat raakt tenslotte aan de vraag of het allemaal nog wel kan. Verkiezingen kunnen op korte termijn worden gewonnen, de positie in de Staten-Generaal kan en zal zich wijzigen, maar de onderliggende ontwikkelingen gaan door, inclusief de ontkerkelijking. De bovenstaande ontwikkelingen spreekt wat mij betreft sterk in het voordeel van Sybrand Buma, maar ook hij kan als persoon die trend wel beïnvloeden maar niet in zijn eentje verleggen. Door de bestuurlijke reflex van het CDA voor een moment kort maar krachtig te onderdrukken heeft hij wel al laten zien dat het kan. Een nuttige stap om van de bestuurderspartij ook een volkspartij te maken. What’s next?
Peter Noordhoek